Een van die dingen die bij een onbekende cultuur horen zijn de eetgewoonten. Elk land heeft zo z’n producten die je nergens anders kan krijgen. IJslands nationale zuivelproduct heet Skyr, elke oudere huisvrouw kan het maken, al is het nogal een hoop werk. Daarom is het lange tijd (lees: gedurende de jachtige periode na de tweede wereldoorlog toen de Amerikanen hier de boel kwamen ophaasten) in ongebruik geraakt, maar op een gegeven moment kwam de vraag toch weer terug en zijn een aantal zuivelproducenten het industrieel gaan produceren.
Met een hippe uitstraling en marketing gericht op het terug-naar-de-natuur-gevoel zijn er nu portieverpakkingen en halve liter bakken met verschillende smaken (maar ook naturel), zoals bosbessen, abrikozen, appel, ja zelfs passievrucht, bananasplit en cappucino. Elke portieverpakking komt, heel slim, met een uitklapbaar lepeltje (die wel wat beter zijn dan het gemiddelde ijslepeltje trouwens), dus alleen een bakje kopen is genoeg. Over het afval zwijgen we dan maar weer even.
Awel, het is een gezonde snack en dat hebben jongeren al vrij snel doorgehad dus het is nu hip om skyr te eten.
Heel leuk allemaal, maar wat is het nou? Naturel skyr wordt gemaakt met afgeroomde melk en een aantal bacteriën. De melk wordt verhit tot 90-100ºC, waardoor alle bacteriën, behalve de voor skyr benodigde bacteriën, dood gaan. Vervolgens koelt men het af tot rond de 40º om het op die temperatuur een aantal uren te laten “uitharden”, hier wordt dan een deel skyr bij gedaan (recursief!) en hierdoor ontstaat dan een soort hele verse kaas. Het vocht wat hieruit komt, de wei, wordt afgegoten en de warme skyr wordt snel afgekoeld en nog zo’n 24 uur op die temperatuur gehouden.
Nou, dat is dus skyr in een technisch verhaal, de rest is vrij eenvoudig, het is lekker, het is gezond en een tikkeltje verslavend
Andere IJslandse nationale producten zijn hardfiskur - aan houten frames opgehangen in de lucht gedroogde witvis, hákarl - haai die meer dan 2 maanden “ingegraven” is geweest en daardoor niet meer giftig, maar wel “rot” is, brennivín - uit aardappelen gedestilleerde schnapps en verder kan blijkbaar elk deel van een schaap gegeten worden.
Ik heb voorlopig alleen ervaring met eerstgenoemde, was op zich best aardig, alleen had ik er wel wat bij moeten drinken want het is nogal droog en gaat erg irritant tussen je tanden zitten Hákarl is schijnbaar een excuus om brennivín te kunnen drinken en hersenen en testikels van een schaap trekken me nou niet zo bijzonder, dus die mogen ze lekker zelf houden.
Geschreven door Christian
Al 1 reactie...
Categorieën:
Cultuur